Auteur: Sandra Benschop

Uitbreken

Ik ken een vrouw die haar bestaan in de grote stad heeft verruild voor een steeds meer zelfvoorzienend bestaan in de luwte. Een sterk verlangen naar een authentieke manier van leven, volgens eenvoudige principes en het ritme van de seizoenen, gaf haar de kracht en het doorzettingsvermogen om uit te breken. Een andere vrouw brak ook uit, niet uit haar sociale en professionele context, maar uit het web van verwachtingen dat zij zichzelf had opgelegd en de innerlijke ruimte die zij vond om weer te spelen, te ontdekken, wekte bij haar het gevoel weer te leven. En dan de man, die zich verloren voelde omdat zijn vrouw uit hun huwelijk brak en na verloop van tijd ontdekte, dat haar uitbreken hem ook de moed gaf om zijn baan bij een multinational op te zeggen en verder te gaan bij een klein familiebedrijf.

Hoe vaak nemen we ‘zoals het is’, of ‘zoals het hoort’, of ‘zoals de ander het wil’ als uitgangspunt voor hoe we ons leven inrichten en onszelf zien? Hoe zeer worden we gevoed door wat we om ons heen zien en wat ons, hier in het gepriviligeerde Westen, van jongs af aan met de paplepel is ingegeven? Prestaties doen er toe (niet wie je bent), een succesvol leven vertaalt zich in materiële welvaart (niet een gelukkig leven uit zich in sociale verbondenheid), kansen zijn er voor iedereen, je hoeft ze alleen maar te pakken (vergetend dat er zoiets als pech en mazzel is en zeker over hoofd ziend dat er sterke systemische patronen van uitsluiting bestaan), ‘the only way is up’ en ‘the sky is the limit’ (en tevredenheid dan?). Gabor Maté veegt de vloer aan met dit soort overtuigingen in zijn laatste boek ‘the Myth of Normal’ en noemt onze samenleving verziekt tot op het bot, giftig zelfs.

Een uiting daarvan is het zichtbaar worden van de wonderlijke samenloop van twee fenomenen. Grensoverschrijding en polarisatie. Vanuit het eigen bastion met gelijkgestemden prediken we onze enige ware zienswijze die diametraal staat tegenover die van het andere bastion. In de ruimte tussen de bastions botsen de meningen op elkaar, er ontstaat gepolder of andersoortig gedoe en gekwetst (we voelen ons niet gezien en niet gehoord) trekken we ons terug, bouwen hogere muren waarachter we ons verschansen, de ander verantwoordelijk makend voor de kwetsuur die we voelen, zíj? hebben een grens overschreden!

Maar wat gebeurt daar eigenlijk? Het individu met alle verworven rechten bespeurt dreiging. In de onderbuik, want nog onbewust, of in het hoofd, want beangstigende gedachten over de staat van de wereld en de offers die gevraagd worden. De vraagstukken zijn te groot voor het individu en het zoekt veiligheid binnen een bastion. Maar een bastion biedt vermoedelijk slechts schijnveiligheid, want de dreiging blijft bestaan, misschien alleen al omdat dat andere bastion er is. En daarmee vervaagt ook het zicht op de issues die er echt toe doen. Social safety, ook een fenomeen van deze tijd, kan ook misschien wel juist daar ontstaan in dat spannende niemandsland tussen de polen, als we de grenzen loslaten en in gesprek raken. Met een besef van onze eigen kwetsbaarheid uiting geven aan onze diepere angsten en verlangens, door de modder met elkaar (er niet mee gooien!) en onszelf weer in de ander leren zien. Het ruime midden veilig maken voor eenieder.

Uitbreken is dan misschien wel het lef hebben het bastion te verlaten en de ander te ontmoeten in de ruimte ertussen. Met een curieuze, niet-wetende, verbindende houding (woorden van de Belgische psychiater Dirk de Wachter) luisteren naar elkaar en dan ontdekken dat het wezenlijke gedeeld wordt.

Geven

Ondanks de doffe blik en de kringen onder zijn ogen, vertelde hij me dat het hem goed ging. Hij stak de loftrompet over de effecten van de coaching. Over hoe hij op zijn werk een lastige situatie anders had aangepakt en dat hij ten diepste verrast was door de gevolgen daarvan. Waar hij eerder snel in netelige gesprekken belanden, verliep het gesprek nu in zijn woorden van een leien dakje. Ik deelde mijn blijdschap met hem en vroeg wat ik in dit gesprek voor hem kon betekenen. Hij viel stil.

Eerlijk is eerlijk, stiltes vind ik in eerste instantie vaak oncomfortabel. Ik ken mijn neiging de ander te helpen door een vraag te stellen, maar ik heb geleerd mijn mond te houden, mijn eigen ongemak te verdragen totdat het wegebt en geduldig te zijn.

‘Dat weet ik eigenlijk niet zo goed’, kwam er na een tijdje. Ik kreeg de indruk dat hij wel aan iets dacht, maar schroom voelde het te delen. Ik vroeg hem in te zoomen op dat niet-weten en daarbij te blijven en ineens zag ik zijn gezicht oplichten en zijn ogen werden levendig. Of hij ook een ‘privé’ onderwerp in mocht brengen. ‘Er loopt iets spaak in een dierbare vriendschap’. En daar was hij boos over. 

Hij begint te vertellen. Over hoe hij altijd klaar staat voor zijn vriend, een luisterend oor biedt, steun geeft, hulp biedt. ‘Hij neemt alleen maar, en ik geef’, zo concludeerde hij. Het probleem was ontstaan toen hijzelf in een lastig pakket zat en zijn vriend reageerde met een nonchalant ‘Jij vindt altijd wel een oplossing’ en over was gegaan op de orde van de dag en de koetjes en de kalfjes. Hij had geslikt. Zijn verontwaardiging ingeslikt. Maar die was blijven knagen en zat hem in de weg.

In het boek ‘Tijd voor de ziel’ van Mia Leijssen, een ervaren psychotherapeut, lees ik deze dagen een interessante manier om naar dit vraagstuk te kijken. Wij mensen zoeken zingeving en betekenis op vier niveaus. Dat van het fysieke, het sociale, het psychisch en het spirituele. In het fysieke domein is vriendschap een uitruil, een transactie, je hebt iets nodig van de ander om je veilig en geborgen te voelen. Als er een disbalans zit in het geven en nemen dan ontstaan er tekorten en gevoelens van frustratie en onmacht. Het sociale domein vloeit hieruit voort en gaat over verwachtingen, ‘wat behoor je te doen in de vriendschap’. In het psychische domein durven we onze behoeften en wil centraal te stellen en daarover in gesprek te gaan. In het spirituele domein gebeurt er iets boeiends. Dat overstijgt feitelijk de één-op-één relatie, vanuit het besef dat er tevens iets groters gaande is, waar wij als mens deel aan hebben, wat zich in het persoonlijk beleven vertaalt in een verschuiving van ‘geven en nemen’ naar ‘geven en ontvangen’. Verwondering over wat je toevalt als je vrij-gevig bent.

Wij hebben zijn vraagstuk aan deze vier domeinen gespiegeld en daarmee kreeg hij meer zicht op wat zich afspeelde tussen hem en zijn vriend. Ook inzicht in zijn eigen aandeel. Hoop en vertrouwen over waar hij naar toe wilde. Het kwartje viel dat het gedoe op zijn werk ook te duiden viel met de nieuwe inzichten.

Kringen onder ogen verdwijnen niet tijdens een gesprek, maar er zat weer licht in zijn ogen toen hij de praktijk verliet. Ik bleef voldaan achter en mijmerde wat over hoe kloven gedicht kunnen worden als we in vertrouwen durven geven en in vreugde kunnen ontvangen wat ons allemaal zomaar in de schoot geworpen wordt. 


Ontstoppen

Al weken ergerde ik mij aan een verstopte afvoer, waardoor het steeds langer ging duren voordat de wasbak in de keuken leegliep. Toen op een ochtend de wasbak vol stond met afvoerwater van de afwasmachine, was bij mij ook de maat vol. Een loodgieter moest uitkomst bieden.

Maar ergens zat het me niet lekker. Had ik er alles aan gedaan om de verstopping zelf op te lossen? Op internet vond ik de tip om soda met kokend water door de buizen te spoelen. En ook zag ik al die verbindingen in de buizen en dacht ‘als ik ze nou één voor één losdraai, dan moet ik op een goed moment het probleem tegen komen’. Dat heb ik geweten.

Ik begon met losschroeven, steeds dieper het keukenkastje in. Tot ik beet had. Ik voelde direct dat er opgebouwde druk op dat stuk buis stond. De drab, de stank, het spoot de keuken in, over mijn kleding, over de vloer. Kokhalzend heb ik schoon gemaakt, buizen vastgedraaid en de soda-truc uitgevoerd. Me afvragend of dit mijn zooi was, of van de vorige bewoners. Daarna de kraan wagenwijd opengedraaid en het water zien weglopen. Loodgieter afgebeld.

Naast mijn schoenen lopend van trots en opgelucht dat de klus geklaard was, zag ik ineens de parallel met hoe een blokkade in de innerlijke wereld de stroom van levenslust kan stuiten. Hoe er druk ontstaat, stagnatie, lusteloosheid. Hoe het water aan de lippen kan komen te staan. Ook door oude zooi, die is gaan samenklonteren. Het vereist moed om stil te staan en die oude zooi op te diepen, laag na laag, steeds dieper. Tot je op de laag komt waar de pijn zit en je alleen nog maar emotie beleeft, vaak gelinkt aan ervaringen van voor je kon praten en bewustzijn had. Als daar de druk af mag, komt er veel energie vrij, dan kan het weer stromen.

Kun je dit als mens alleen? Ja, dat denk ik wel en het levert je een goed gevoel op over jezelf, het is ultieme zelfliefde. De omstandigheden helpen. Als je je veilig weet in een liefdevolle context, als je materiële zekerheid hebt, als je je tijd zinvol en nuttig besteedt. Schuift het echter in de context dan wordt het lastiger. Verandert niet alleen je persoonlijke context, maar ook de maatschappelijke context, zoals nu met de COVID-19-pandemie, dan kun je je als mens machteloos voelen en niet opgewassen tegen het werk dat gedaan moet worden. Dan kan je je juist trost en opgelucht voelen als je hulp inschakelt. Een loodgieter voor de ziel.

Ontsnappen

‘Druk, druk, druk en toch je koelkast gevuld.’ Deze woorden flitsten voorbij terwijl ik juist op de fiets aan het mijmeren was over het onderwerp ‘druk’. Op een bestelbusje van een grote kruidenier die op zijn drukke kleintjes blijft letten. Want druk zijn we met zijn allen. En druk doen onze kinderen. En druk ervaren we in de dingen die we doen. En als ons gevraagd wordt hoe het gaat, dan wordt dat woord ‘druk’ vaak ook nog vergezeld van ‘lekker’. 

Ik word daar persoonlijk niet lekker van. En velen met mij niet, gezien het aantal mensen (steeds jonger!) dat zich opgebrand, uitgeblust en overspannen voelt. Hoe daaraan te ontsnappen?

Door te ont-snappen. Niet langer willen kunnen snappen, ophouden met snappen. Het hoofd van het voetstuk af. Maar in onze wereld van mooie plaatjes zit het hoofd stevig in het zadel en heeft als sidekicks het natuurwetenschappelijk paradigma, het kapitalisme en het neoliberalisme aangetrokken. Het gevolg is dat we ons collectief aan het opjagen zijn in een competitieve wedloop van meer en meer en beter en beter en groter en groter. Dat ik vanuit mijn rol als coach relatief meer mensen zie die hier aan lijden lijkt logisch, maar ook in mijn directe omgeving zie ik veel druk. Gevangen in banen, contracten, verwachtingen en verplichtingen en angstig voor wat er gebeurt als het allemaal weg valt, stil valt als je het allemaal niet aan zou kunnen. Dus door op het pad dat we met elkaar banen, ons nauwelijks bezinnend op alternatieven.

Waartoe creëren we toch al die druk? Wat brengt het ons, maar belangrijker inmiddels: Wat kost het ons? Roofbouw plegen we. Op ons eigen lichaam, op elkaar en op moeder Aarde. Het kost wat, de levensstijl van de huidige mens. 

Ontsnappen gaat voor mij over een herijking van onze waarden, over een perspectief dat qua duur en scope voorbij gaat aan ons individuele leven en niet lineair maar circulair is, over goed rentmeesterschap. Het is een zware taak om zelf je kaders en wortels te definiëren, maar in deze individualistische tijd lijkt dat onze opgave. Zonder collectief geloofssysteem en niet langer honkvast is het harder werken een gevoel van ‘veilig thuis’ te ervaren. Een plek om te ontspannen, op te laden en om je gezien te weten om wie je bent, niet om wat je doet. Om gemeenschap te beleven en zin. Niet het calculerende hoofd aan het roer, maar de verbeelding, het hart. 

Ontsnappen aan de ratrace door te snappen wat omarmd en wat overboord moet. Is voldoende niet gewoon genoeg? Is daar niet meer voldoening uit te halen? Ontsnappen door weer vragen te gaan stellen in plaats van te denken dat we de antwoorden inmiddels wel hebben. Ontsnappen door naar onze kinderen te kijken en luisteren. Misschien weer eens een oud, vergeten boek af te stoffen en open te slaan. Ontsnappen door in gesprek te gaan met elkaar en echt te luisteren. Hoe ontsnap jij?

zwemmen

Het zwembad waar ik mijn banen trek, helpt haar gebruikers op weg. Uiterst rechts de snelle baan. En inderdaad uiterst links de langzame baan. De vier banen daartussen in, het centrum midden zullen we maar zeggen, vraagt om een subtiele zelfinschatting. Dat ik dit ooit zou schrijven, had ik niet gedacht, daarom is het heel belangrijk dat de volgende uitspraak in de context van dit verhaal blijft: ik bevind mij rechts van het midden. Net aan, maar toch.

Die inschatting klopt niet altijd, want hangt altijd af van hoe de rest zichzelf inschat. Op een conservatieve dag krijg ik het gevoel lekker bezig te zijn, want ik zwem sneller dan de rest. Maar op een dag met wat meer opgeblazen ego’s (of spieren) daalt mijn zelfvertrouwen een paar punten., want ik zwem me het schompes om een beetje bij te blijven.

Maar gisteren zat ik precies goed. Ik zwom lekker, zonnetje op het water en de cadans kwam vanzelf. Dat resulteert bij mij direct in een steeds leger wordend hoofd. Heerlijk. Dat vulde zich prompt met heldere gedachten over het gedrag van mijzelf en de liefhebbers om mij heen.

Iedereen die wel eens een baantje trekt, herkent direct de drammer. Al borst crawlend zwemt hij (kan ook een zij zijn) zo ongeveer over je heen. Of de dromer, die eerder zigzaggend, zich volstrekt onbewust van het geploeter om haar (kan ook een hem zijn) heen, haar weg vindt. De kletser, ook wel kanthanger genoemd, het meer sociale type. De aanpasser, of de zich steeds verontschuldigende, ‘sorry dat ik ruimte inneem’! De betweter. De kwaaie pier, met venijnige blik over het water spiedend, om zich aan misstanden (foute inschatting van baan!) te kunnen ergeren.

En terwijl ik daar zo zwom, was het volgende inzicht, dat het allerfijnste zwemmen toch is als je je op je eigen tempo kunt richten en daar verantwoordelijkheid voor neemt. Baantje opschuiven, korter baantje maken, inwendige glimlach. Ik bedacht me ook, dat het helemaal niet klopt om mijn mede-liefhebbers zo in hokjes te duwen. Ik heb er een handje van me aan te passen, maar heb geregeld kwaaie pier momenten en af en toe aan de kant hangen om even in te checken bij mijn vriendin in de andere baan, doe ik ook. Ons gedrag hangt van zoveel factoren af, en de meesten van ons hebben er een breed repertoire van, zijn kleurrijke types. En zijn van goede wil.

Ik geloof dat ik nog wat dingetjes dacht, maar het werd allengs abstracter, filosofischer, en toen loste het denken op en werd het stil en zwom ik mijn laatste banen van die dag.

Vieren

Terwijl de aannemer mij uitlegt dat in mijn nieuwe huis echt alles kaal moet zijn voordat hij aan het werk kan, verschijnt er een regenboog aan de hemel, zo helder, dat ik mijn adem inhoud. Een dubbele regenboog zelfs. En dat terwijl ik net de gedachte toelaat dat er ook in leegte (of het nu om mijn appartement gaat of om mijn innerlijk) gradaties zijn. Nog leger? De gedachte vult mij met angst en hoop.

Drie dagen daarvoor fietste ik mee met de oudste op zijn eerste middelbare schooldag. Meefietsen in de zin van achter hem aan fietsen. Nog wel het steuntje in de rug, maar met een groot gevoel van ‘zelf doen’. Mijn hart zwol met iedere omwenteling van mijn fietswiel. Zo blij! Zo trots! Kijk hem daar gaan, met zijn etui met een vulpen erin en de tekst ‘follow your dreams’ erop. In dat geploeter voor me onder die zware rugtas fietst het leven voor me uit. ‘Why walk, when you can run’, zingt Paul Weller, als hij de levenslust van zijn zoon bejubelt.

Ik vier het leven anders dan mijn 12-jarige zoon. En anders dan toen ik zelf 12 was. Blije gebeurtenissen raken mij dieper en echoën langer na, kleven aan eerdere gebeurtenissen en raken vermengd met de realiteit van het leven. Ik gloei, waar ik vroeger een steekvlam gewaar werd.

Hoort de steekvlam bij een bepaalde levensfase? Bij een bepaalde karakterstructuur? Of is het een reflectie van een overprikkelde maatschappij? Is de uiting ervan gepast in de structuur waarin je zit, zijn er rituelen voor, een etiquette? Want ook de rauwe emotie van woede, angst, walging en verdriet komen als steekvlammen in ons op. En dan?

Is dat waarom ik zo blijf hangen aan de idee van leegte? Zou het zo kunnen zijn, dat waar je je leeg kunt maken, door meditatie, door inkeer, door ontspanning, door verwerking van pijn, door relativering, door zelfcompassie, dat je dan je steekvlammen kunt dragen? Dat het ontstekingsmechanisme minder strak staat afgesteld en de prikkels van buiten je niet zo van het pad af werpen, je lontje weer wat langer wordt? Dat het net iets gelijkmatiger gaat branden, meer een continu gloeien?

Gelukkig is groeien behalve een lineair proces, dat we meten in de tijd, waar je van de ene mijlpaal naar de andere mijlpaal gaat, tevens een circulair proces. Hoe ouder ik word hoe meer ik de onderliggende beleving bij de mijlpalen ga herkennen en hoe meer ik me dan realiseer dat ik daar al eens eerder doorheen ben gegaan. Dat geeft hechting en vertrouwen en is een probaat tegenwicht tegen levensangst, de bedrukte tweelingzus van de extraverte levenslust. Ze zijn in mij meer in harmonie inmiddels, kunnen het beter met elkaar uithouden, hoeven niet meer zo hoog en diep te pieken om mij van hun beider bestaan en belang te verzekeren. 

Het piekt niet meer zo vaak, maar het gloeit, wervelt, tuimelt en danst in mij.

Ja, trek alles maar van de muur, maak het kaal, laat het leeg zijn, zodat de volheid van het leven gevierd kan worden.

Leven

Paul Verhaeghe zegt het heel treffend in zijn nieuwe boek ‘Intimiteit’: toegang hebben tot je eigen gevoelswereld helpt om zowel lichamelijk als geestelijk gezond te zijn. Als doctor in de klinische psychologie kijkt hij met bezorgdheid naar de mens in de huidige wereld. Nog nooit zijn er zoveel pijnstillers voorgeschreven.

Ook Franz Ruppert kijkt naar de mens in de huidige wereld. Een recent seminar droeg de onheilspellende titel ‘Wie ben ik in een getraumatiseerde samenleving?’ En het antwoord is bijna flauw, maar heeft grote implicaties. Wij zijn getraumatiseerd. In deze samenleving. We zijn tegelijkertijd slachtoffer en dader. We overleven in deze dynamiek. En weten niet beter. Vervreemd van eigen verlangens, afgesneden van ons eigen gevoel. Een mokerslag. Daar kan geen pijnstiller tegenop.

Beide heren kijken naar de mens en naar het systeem. Naar een binnen en een buiten. Het systeem, dat wat wij als ons buiten ervaren is losgezongen geraakt van sturende en zingevende verhalen, zo wordt wel gezegd. Religie, politiek, ze geven niet langer houvast en richting. Het idee is dat we daar als individu nu zelf verantwoordelijk voor zijn. Onze eigen richting, ons eigen houvast. Authentiek. Dat is op zich nog best uit te leggen als een stap voorwaarts. Het individu krijgt wat kleur in het collectief. Wat we ons echter niet beseffen, is dat er wel degelijk een nieuw systeem voor in de plaats is gekomen, dat alle individuele vrijheid rigoureus ondermijnt en aan banden legt.

Het consumentisme, het markt-denken, dat ons met een voortdurend visueel spervuur bestookt met beelden van hoe we zouden moeten zijn: mooi, fit, slim, succesvol, genietend, gelukkig, meer en meer willend, onszelf ontplooiend tot mooier, fitter, slimmer en bovenal meer succesvol. Meest succesvol, wanhopig balancerend met alle ballen in de lucht, uitgeput en leeg.

Dat is geen leven. Dat is overleven. En het bizarre is dat we worden aangemoedigd authentiek te zijn, dus liggen we massaal, maar heel authentiek op de yogamat. Ook de verinnerlijking is vermarkt en is een moeten geworden. Hoe vindt de opgejaagde, opgebrande, depressieve mens (nooit genoeg, nooit genoeg!) rust? Hoe opnieuw te kiezen voor leven? Een wilsbesluit, de zintuigen gericht op het goede, het ware en het schone, ‘ja’ zeggen tegen het mysterie, het kwetsbare, het imperfecte. ‘Ja’ zeggen tegen jezelf, je gehele zelf. ‘Ja’ tegen het leven durven zeggen.

Wensen

Hoe vaak zeg ik het niet, als mij gevraagd wordt wat de kern van mijn werk is: de ander een spiegel voorhouden. Het omgekeerde is ook vaak waar. Dat de client mij een spiegel voorhoudt. En wat zie ik dan? Mijn eigen wensen. Tot groei, tot verandering, tot vernieuwing. Dat kan aan de buitenkant. Andere haarkleur, een hobby, soms is zelfs een nieuwe baan een verandering aan de buitenkant. Veranderen van binnen kan ook. Vaak gaat het dan om een andere verhouding tot de dingen, een wijziging in perspectief, een opleving in vitaliteit, een doel voor ogen krijgen. Terug krijgen wat er ooit was? Eindelijk krijgen wat er nooit was?

Lees verder

Verstillen

‘In het midden van het feest is de leegte.’ Poëzie ligt op straat. Of in dit geval, toont zich op een Rotterdamse vuilniswagen. Die zin komt binnen en in het onthouden, ben ik de bedenker ervan vergeten. De zin is niet van mij, alle lof aan de eigenaar. Voor mij raken de woorden aan iets universeels en daarom neem ik de vrijheid ze te gebruiken en mijn eigen woorden er aan toe te voegen.

Lees verder

Verbeelden

Dit weekend zag ik een film die geen speciale indruk achterliet, behalve die ene. Een jongen van een jaar of 17 wordt voor het eerst gekust. Hij is duidelijk zwaar onder de indruk van die ervaring. Wat volgt is dolkomisch. Hij beschrijft het meisje op biologisch niveau wat zij met hem doet. Weinig romantisch, maar getuigend van een diep inzicht in fysieke processen. Vervolgens rent hij met haar naar haar moeder en vraagt om haar hand. De afwijzing en de hoon die volgt laten de jongen verward achter. Vol woede richt hij zich op zijn vader (‘Captain Fantastic’) die hem een weinig gebruikelijke opvoeding heeft gegeven, volledig geïsoleerd in de bossen. “Ik weet niets, ik heb alleen maar boekenkennis, hoe moet ik nou leven?’

Lees verder

  • 1
  • 2
  • 5

Kom in contact.